Recente gegevens van het Voedingscentrum voor 2023 tonen aan dat het aantal moeders dat hun pasgeborenen exclusief borstvoeding geeft, is gedaald tot net iets meer dan de helft, de laagste stand ooit.
Uit de gegevens blijkt dat bijna driekwart van de moeders, 71%, eerder stopt met borstvoeding dan ze zouden willen. Dit wordt vaak veroorzaakt door de perceptie van onvoldoende melkproductie of pijn tijdens het voeden. Soms accepteert de baby ook niet gemakkelijk deze vorm van voeding.
Bijna een kwart van de moeders combineerde borstvoeding met flesvoeding, waardoor het totaalpercentage van baby’s dat borstvoeding kreeg op 76% uitkwam, een stijging ten opzichte van eerdere jaren.
Hoewel borstvoeding algemeen wordt beschouwd als de gezondste optie voor baby’s, is het belangrijk om baby’s minstens zes maanden borstvoeding te geven voor optimale voordelen.
Voeding- en gezondheidsexpert Marije Verwijs van het Voedingscentrum merkt op dat borstvoeding geven, vooral in het begin, uitdagend kan zijn.
“De genoemde redenen benadrukken het belang van betere ondersteuning en gedegen voorlichting door professionals zoals verloskundigen, kraamverzorgenden en jeugdgezondheidszorg”, stelt Verwijs.
Ouders noemen gezondheid vaak als belangrijkste reden om met borstvoeding te starten, gevolgd door het bevorderen van het contact tussen moeder en kind.
Opvallend is het verschil in borstvoedingscijfers op basis van opleidingsniveau; ouders met een hogere of wetenschappelijke opleiding geven vaker exclusief borstvoeding dan ouders met een mbo-achtergrond of een meer praktische opleiding.
Dit benadrukt de noodzaak van toegankelijke voorlichting en ondersteuning voor alle moeders, ongeacht hun educatieve achtergrond, om optimale voedingskeuzes voor hun kinderen te kunnen maken.